HET BEHANGEN LEVEN

 

Ons huiselijke leven is behangen en gestoffeerd met patronen en tekeningen, met tekens, met logo's, met ornamenten. We proppen onze woonst vol met media en objecten zodat het onze materiële persoonlijkheid wordt. Het huis is onze ruimtelijke ziel, die dient als een cocon waar we ons in terug kunnen trekken van de buitenwereld. In deze cocon zijn wij voortdurend sferen aan het scheppen waar we ons behaaglijk in voelen. Het is ons immuunsysteem tegen de chaos, het toevallige en het zinloze van het buiten dat we op ons voelen inwerken en waar we ons van af willen sluiten.

De materiële staat van een huis kan veel, zoniet alles vertellen over de innerlijke leefwereld van haar bewoners. Het is een doolhof waar hun mentaliteit in ronddwaalt en verdwaalt. Het is een 'geanimeerde binnenruimtelijkheid'1 waar gepoetst en geschrobd wordt, gewerkt en geleefd. Zodoende zijn mensen dan ook 'ten diepste en uitsluitend de scheppingen van hun interieur en de producten van de werkzaamheden die ze verrichten aan de immanentievorm die hun onvervreemdbaar eigendom is. Ze gedijen enkel in de broeikas van hun autogene atmosfeer'2

Het huiselijke is een belangrijk aspect in mijn ruimtelijk werk en in mijn tekeningen en schetsen. In sculpturen gebruik ik objecten zoals een matras, een radiator, een stoel, tafel, kamertapijt .... Ik schraap hun oorspronkelijke eigenschappen af door ze uit te voeren in een ander materiaal. Of ik combineer hun archetypische vorm met ruwe figuratie. Zo worden het dissonanten: ze worden onbehaagllijk en kil in plaats van behaaglijk. Het worden mentaal beladen beelden die tegenstellingen als koud-warm, hard-zacht, rust-onrust, reëel-irreëel uitspelen tegen elkaar en schommelen tussen herkenbaarheid en vervreemding.

Huiskamerelementen zijn voor mij sculpturale metaforen voor beslotenheid, lichamelijk en geestelijk isolement, eenzaamheid, paranoia. Ze verbeelden de gedachten- en fantasiewereld als een vorm van innerlijk verzet tegen de vergankelijkheid (denk ook aan de absurde innerlijke leefwerelden van de personages in het proza van Samuel Beckett). Soms geef ik de objecten door mechanische beweging en het resulterende, toevallig ontstane geluid, een bijkomende, dwangmatig neurotische ondertoon.

In mijn tekeningen en schetsen baken ik binnenruimtes af waarbij behangmotieven soms gebruikt worden om spanning op te bouwen. Ik herhaal beeldelementen en rekwisieten om de realiteit af te breken ten voordele van het dromerige, het contemplatieve, het irreële. De perspectieven zijn op hol geslagen. Hun soms overdadige aanwezigheid vergroten beklemming. Toch blijven het op het eerste zicht heel herkenbare, duidelijk figuratieve en naar het fotografisch neigende composities.

Ik teken op een hele spontane manier. Die directheid van tekenen moet ook altijd en op elk formaat zichtbaar zijn. Ook op doek blijven het tekeningen. Het zwart-wit is een bewuste referentie naar film, zoals de film noir, de thriller, de horrorfilm: De film noir behandelt ook angst, pessimisme, wantrouwen, achterdocht en moreel conflict. Het is een genre waarin vorm en inhoud de wanhoop en uitzichtloosheid reflecteren in een visuele stijl die veel werkt met het expressionisme, en de expressieve kracht van schaduw.

In thrillers en horrorfilms worden huiskamers en meubilair dikwijls gebruikt als spanningselementen: trappen(hallen), kelders, zolders,... waar de oorzaak voor angst zich onder één of andere vorm schuilhoudt of gesuggereerd wordt. Waar zich achtervolgingen en droombeelden afspelen. Het perspectief als angstsymptoom. Meubels die klopgeesten mechanisch tot leven wekken door irritant geklop of geschuifel.

Het zijn dit soort van verhalen over het binnendringen van het onbekende in onze afgebakende en gestructureerde intieme leef- en gedachtenwereld, die veel terugkomen in mijn werk. Ik verwerk die in herkenbare beelden, met dissonanten waarvan 'de elementen banaal zijn en(...) onmiddelijk herkenbaar. Want het ontdekken van een strangeness in de dingen is per slot van rekening gemakkelijk en heeft niets te betekenen; het is nodig een strangeness van betrekkingen - van constructie - te ontdekken en dan zal men hebben geleerd het bizarre te zien, dan zal zijn gebleken hoe het bizarre ontstaat en leeft tussen de banaliteit en de ernst, die universeel zijn'3.

Stefan Serneels, Aarschot, 2005

 

1. Peter Sloterdijk in 'Sferen', Nederlandse vertaling uitgeverij Boom, 2003, p. 61
2. Peter Sloterdijk in 'Sferen', Nederlandse vertaling uitgeverij Boom, 2003, p. 35
3. cesare Pavese in 'Leven als ambacht', De Bezige Bij, 2003 (zesde druk), p. 112